Een goed sportinterview

Het mooiste randfenomeem van de schaaksport is beslist het interview dat spelers geacht worden te geven na belangrijke wedstrijden. Deze interviews zien we bij andere sporten ook, maar daar zijn ze altijd lullig en overbodig. Niet zo bij schaken!

Dat heeft te maken met de aard van de sport. Neem nu voetbal. Voetbal is een eenvoudige sport. De interviewer vraagt aan een voetballer hoe het komt dat zijn ploeg verloren heeft, maar eigenlijk weet hij dat al. Ook de toeschouwer in de tribune weet het al, en de kijker thuis weet het al, ja eigenlijk weet iederéén het al, behalve niet zelden de voetballer in kwestie.

Want alles is al uitgebreid besproken in de televisiestudio: door vast te houden aan de 4-3-3 kwamen ze bij balbezit een man te kort op het middenveld waardoor de spits niet aangespeeld raakte. Bovendien verzoop de linkerflank, was de rechterflank een drama, speelde de nummer 7 als een nummer 9, en misten ze drie penalties. Dat je zo geen wedstrijd wint, weet iedereen.

Lees meer »

Er zijn wel grenzen, hoor

Wat vindt u van deze zin?

Ik heb altijd gedacht dat non-stop orale zelfbevrediging is wat mensen bindt die de kakresten van tussen het gat schrapen met vers gedrukte geldbriefjes, maar blijkbaar vallen geldkoeien onder te brengen in soorten.

Dit hermetische pareltje, van de hand van Elmo Lê van, opent een televisiekritiek, een genre dat tegenwoordig meer schrijvers dan lezers lijkt te tellen.

Andere juweeltjes uit hetzelfde stuk:

Hij is evenveel mensenmens als ramptoerist, zich situerend op de slappe koord tussen empathisch en respectloos.

Maar hoe vreselijk was de aflevering van vorige week waarin Rob Jarrett, een Britse zakenman en bevriend met een rijke Belg die hoopt dat mensen hem verwarren met Karel Lagerfeld, zichzelf met de piet uit de broek op de borst klopte?

Waarom staan kranten toe dat dit soort zinnen gepubliceerd wordt? Wanneer zal het zeer middelmatige schrijvers eindelijk verboden worden zich te buiten te gaan aan dergelijk wanstaltig gebrabbel? Hoe lang moeten wij lezers nog lijden onder de blinde terreur van ongeïnspireerde kalfskoppen die hun gekunsteld taaltje proberen slijten als vlot en geestig en bovenal creatief?

Of, zoals Elmo Lê van het zelf formuleert in een zeldzame leesbare zin:

Wanneer komt er een vaccin tegen de zelfverheerlijking van blaaskaken?

LINKS:

Dienstmededeling

Broers, neef,

Gezien

  1. De zeer consequent aangehouden en totale radiostilte op deze zender; en
  2. Het smartelijk verscheiden van tante Alice ingevolge complicaties van een infectie der onderste luchtwegen met een pathogeen dat wij verder onvermeld laten,

Durven wij er wel van uitgaan dat er intussen helemaal niemand meer luistert op deze frequentie. Eindelijk. Hopelijk kan dit communicatiekanaal nu dan eindelijk zijn ware waardevolle potentieel ontplooien: communicatie tussen verwante Plasky’s, de nobelste communicatie die men zich kan voorstellen.

Onze président directeur général heeft te kennen gegeven dat hij met zijn redactie een pintje wil gaan drinken. Wáár dat zal gebeuren, weten we allemaal. Wannéér, da’s een open vraag. Gelieve uw beschikbaarheden kenbaar te maken.

Ik ben de eerste twee weken van augustus in het buitenland. Laat van u horen.

Familiaire groeten,

Uw Emile

Natuurlijk niet

Ach, Joël De Ceulaer. Zelf slechts matig getalenteerd als auteur, ervaart hij het maniëristisch geschrijf van Christian De Beucker als stilistisch zeer hoogstaand. Dat is jammer voor hem, (en ook voor De Beucker natuurlijk), maar bon, we kunnen niet allemaal literaire fijnproevers zijn.

Maar het wordt wel echt treurig wanneer de stelling dat De Beucker een groots stilist is, ook nog ambitieuze hypotheses over ’s mans ware identiteit moet schragen, en daar dure eden op worden gezworen.

beucker

De Ceulaer etaleert hier een mate van zelfoverschatting die ons ooit geërgerd zou hebben, maar ons nu slechts amuseert.

Dat neemt niet weg dat hij gelijk heeft wanneer hij elders stelt dat de De Beucker niets met Radio Plasky te maken heeft.

Omdat halfwassen hansworsten blijven denken dat de Beucker met onze zender geassocieerd is, lijsten wij omstandig doch niet exhaustief op waarom dit niet zo is en trouwens onmogelijk is:

  1. De Beucker heeft geen snor.

 

 

Een prekerig schotschrift

Binnenkort zijn het verkiezingen! Dat concluderen wij althans uit de propaganda die sinds kort onze brievenbus overlaadt. Bij verkiezingen, we zeggen het er even bij, kiezen wij als burgers van een democratische rechtsstaat welke weg we willen dat onze maatschappij inslaat.

Dat is toch tamelijk belangrijk en daarom verschijnen wij graag goed geïnformeerd in het stemhokje. Om goed geïnformeerd te zijn moeten wij, dit spreekt voor zich, de integrale pers links laten liggen. Dat kostte ons gelukkig weinig moeite. Wij concentreerden ons meteen op het echte werk: de partijprogramma’s!

Die bleken echter aan de saaie kant en bovendien niet bijster goed geschreven, zodat wij dat al snel hebben opgegeven.

Daarom namen wij Het Belgisch labyrinth van Geert van Istendael ter hand. Dat werk stond nu al een tijdje in onze boekenkast ongelezen te wezen en dit leek ons een gepast moment om ons daar eindelijk eens door te werken.

Dit bleek een misvatting. Er bestaat geen geschikt moment om Het Belgisch labyrinth te lezen. Wij willen niet ontkennen dat er links en rechts interessante informatie uit op te pikken valt; daar gaat het ons niet over. Het gaat ons over dat toontje. Dat verontwaardigde, schoolmeesterige, drammerige, prekerige toontje. In combinatie met de inhoudelijke incoherentie, natuurlijk.

Het Belgisch labyrinth is meer een pamflet dan een academisch werk. Goed. Daar brengen wij een zeker begrip voor op. Maar én verontwaardigd zijn, én incoherent, én dan nog eens belerend ook — dat is van het goede teveel, zelfs voor een tolerante lezer als een Plasky.

Toch hebben wij het boek nog wel enige hoofdstukken volgehouden. Tot we aan dat deeltje kwamen waar van Istendael begint te preken over het talige onvermogen van de verkavelingsvlaming.

Nu valt daar inderdaad één en ander over te zeggen, maar een boek dat vindt dat de Vlaming zijn Nederlands veracht, miskent, bespuwt en vertrapt — zo’n boek zou op z’n minst zelf in onberispelijk Nederlands moeten zijn uitgegeven, waar of niet.

Maar de titel krijgt zijn adjectief niet eens correct verbogen. Wij hebben de hele zwik dan ook welgezind weer dichtgeslagen en zwierig de papierbak in gemikt. Van dergelijke schoolmeester hebben wij geen lessen te leren.

Verdere pogingen om welingelichte burgers te worden zijn voorlopig gestaakt;  wij lezen nu P.G. Wodehouse. Benieuwd wie op 14 oktober onze slecht geïnformeerde stem zal binnenhalen!

Volksvermaak & volksverheffing

Het is ons niet ontgaan dat de Belgische nationale voetbalploeg deelneemt aan een prestigieus toernooi te Rusland, en dat hierover te lande heel wat enthousiasme ontstaan is.

En omdat het ernstig mis kan lopen met een maatschappij wanneer haar intellectuele leiders zich te verheven voelen om plezier te beleven aan volks vermaak, bekeken wij gisteren de spannende voetbalwedstrijd België-Japan op het openbare net.

Zodoende leerden leerden wij hoe gelukkig sommigen zich mogen prijzen dat wij de personeelsdienst niet uitmaken op die Sporza-redactie, zeg.

Mijnheer Raes, met zijn opmerking over de Japanse voetballer genaamd Inui, die geen Eskimo is? Buiten, op staande voet. Vier analisten en een presentator in tijden van zwarte sneeuw? Mínstens twee daarvan buiten. En nog vóór de aftrap waren wij bijna op onze Villo naar Schaarbeek geracet om mijnheer Mulder met pek en veren de studio uit te sleuren.

Maar net toen viel er een opmerking over het ambigram en dus vergaven wij Mulder alles. Alles is vergeven, Jan! Want wie het vulgaire voetbalspel aangrijpt om het Vlaamse volk te verheffen, die verdient altijd een plaatsje op het openbare net.

Een ambigram is een woord dat je ondersteboven kan draaien en dat dan hetzelfde woord blijft. Het is niet eenvoudig om zo’n woorden te vinden of te maken. Je hebt letters nodig die ondersteboven ook een letter zijn. Zo blijven H, I, O, S en Z ondersteboven identiek. Als je met die letters dan een palindroom knutselt, heb je meteen ook een ambigram. Zelf komen wij niet verder dan SOS.

Sommige letters zijn omgekeerd andere letters: d en p, b en q, n en u, m en w. Dit biedt meer mogelijkheden. Neem bijvoorbeeld uw radioscherm vast, draai het 180° en lees de Japanse naam ‘inui’. Aha! Er staat opnieuw ‘inui’! Het is een ambigram!

Nu zijn er mensen, meestal typografen, die hierop zeggen: “Neen, dat klopt niet! De hoofdletter wordt vergeten. Een u is niet helemaal hetzelfde als een ondersteboven n! En de puntjes van de i staan dan aan de ónderkant!!”

Andere mensen, meestal typografen, zeggen: “Geweldig! Maar weet je wat: een a en een e, dat is ook bijna hetzelfde. En een f kan ik ook wel zo maken dat ze ondersteboven leesbaar is. En een g ook. Of een b en g! Of een h en een y! Of een h en een q!”

De eerste groep mensen heeft natuurlijk gelijk. Maar het is een stelletje zuurpruimen dat zich ver van het ambigram moet houden. De tweede groep mensen heeft ook gelijk en op een veel leukere manier. Dat is een beter soort gelijk.

Of ambigrammen werken, hangt in feite vooral af van je talent als kalligraaf, en slechts in mindere mate van je talent als opperlandicus. Meer nog: de strafste ambigrammatici weten van élk woord een ambigram te maken. Bijvoorbeeld van ambigram.

Image result for ambigram